Multiple sclerose (MS, encephalomyelitis disseminata) is een chronische ontsteking van het zenuwstelsel. Deze zenuwstructuren worden vernietigd, wat resulteert in een verscheidenheid aan symptomen. De ziekte is niet te genezen, maar de progressie ervan kan worden verlicht met medicatie. Lees meer over de auto-immuunziekte multiple sclerose, de oorzaken, symptomen en behandeling.
Multiple sclerose: kort overzicht
- Veel voorkomende eerste symptomen: Gevoel van gevoel in de benen, ernstige vermoeidheid, problemen met ontlasting, onzekerheid bij lopen en staan, visuele stoornissen in één oog, enz.
- Belangrijke onderzoeken: Lichamelijk en neurologisch onderzoek, evoked potentials, magnetic resonance imaging (MRI), CSF-diagnostiek, bloed- en urineonderzoek
- behandeling: Medicatie (push-therapie, basistherapie), maatregelen voor symptomatische therapie en revalidatie (fysiotherapie, ergotherapie, matige sporten, psychotherapie, enz.).
- voorspelling: MS is niet te genezen, maar kan positief worden beïnvloed door consistente behandeling tijdens het verloop (minder terugvallen, langzamere progressie van de ziekte, verbeterde kwaliteit van leven)
Wat is multiple sclerose?
Multiple sclerose (MS) is een chronische ziekte van het centrale zenuwstelsel (CNS: ruggenmerg en hersenen, inclusief oogzenuw). Zenuwstructuren ontbranden, wat verschillende symptomen veroorzaakt, zoals visuele en emotionele stoornissen, pijn of verlamming. Tot nu toe is multiple sclerose nog niet te genezen. Met medicatie kan het verloop van de ziekte echter gunstig worden beïnvloed.
Multiple sclerose begint meestal in de vroege volwassenheid tussen de leeftijd van 20 en 40 jaar. Meer dan 200.000 mensen met multiple sclerose wonen in Duitsland. Vrouwen hebben ongeveer twee keer zoveel kans op MS als mannen.
Multiple sclerose: symptomen
Multiple sclerose komt in de meeste gevallen volledig onverwacht en uit volledig welzijn voor. In veel gevallen ontwikkelen de eerste tekenen van MS zich relatief snel binnen enkele uren of dagen. Slechts bij enkele patiënten begint de ziekte langzaam met soms minder, soms meer ernstige klachten, zodat de getroffenen nauwelijks merken dat er iets ernstig mis is. Sommige patiënten hebben weinig MS-symptomen, anderen hebben meerdere symptomen.
De symptomen kunnen daarom voor elk individu erg verschillen. MS wordt daarom ook de “ziekte met de 1000 gezichten” genoemd. De volgende tabel toont het type en de frequentie van de eerste symptomen van multiple sclerose (volgens Krämer / Besser):
Eerste symptomen van multiple sclerose |
Frequentie in procent |
Gevoelens in de benen |
30 |
Abnormale vermoeidheid / vermoeidheid |
20 |
defecatiestoornissen |
20 |
Onzekerheden bij lopen en staan |
18 |
Visieproblemen in één oog |
16 |
Gevoelens in de armen |
10 |
Loopstoornissen als gevolg van spasticiteit (spierspasmen) |
10 |
Zwakte in de benen |
10 |
blaasdisfunctie |
6 |
Zwakte in de armen |
5 |
Verlamming van het gezicht (trigeminusneuralgie) |
5 |
Gevoelens van het gezicht |
3 |
Lhermitte-teken (tintelingen in de nek met gebogen hoofd) |
3 |
spraakstoornissen |
2 |
pijn |
2 |
Verlamming van één kant van het lichaam – arm en been (hemiplegie) |
2 |
Bij meer dan een derde van de patiënten zijn de eerste symptomen van multiple sclerose emotionele stoornissen: armen of benen voelen gevoelloos aan of er is een tintelend gevoel op de huid. Elke vijfde patiënt voelt zich moeer dan normaal en is snel uitgeput, heeft problemen met de stoelgang of voelt zich onzeker bij het lopen en staan.
Een visuele stoornis in één oog is de eerste indicatie voor multiple sclerose bij ongeveer 16 procent van de patiënten. Sommige patiënten lijden aan gebrek aan kracht (meestal in de armen, minder vaak in de benen), kunnen hun blaas niet goed legen of hebben pijn. Spraakstoornissen en hemiplegie zijn zelden de eerste symptomen van MS.
Soms wordt het begin van de ziekte geassocieerd met slechts één symptoom. Maar het kan ook verschillende symptomen tegelijkertijd optreden.
Multiple sclerose: tekenen in het verdere verloop
Multiple sclerose kan voor elke patiënt verschillen. Meestal is het een terugval, dat wil zeggen, het komt steeds opnieuw tot een acute verergering van de symptomen (stuwkracht). Na een eerste boost kunnen de symptomen volledig of gedeeltelijk verdwijnen en na een tijdje weer verschijnen. Soms zijn er andere symptomen die ook kunnen teruggaan. In sommige gevallen nemen de symptomen ook vanaf het begin gestaag toe en kunnen terugvallen niet worden herkend.
Type en frequentie van multiple sclerose symptomen in het verloop van de ziekte zijn (Krämer / Besser):
Multiple sclerose symptomen in de loop |
Frequentie in procent |
Loopstoornissen als gevolg van spasticiteit (spierspasmen) |
90 |
Zwakte in de benen |
90 |
Gevoelens in de benen |
85 |
Onzekerheden bij lopen en staan |
80 |
blaasdisfunctie |
80 |
Abnormale vermoeidheid / vermoeidheid |
80 |
Visieproblemen in één oog |
75 |
Seksuele stoornissen (mannen) |
75 |
Cognitieve stoornissen (zoals concentratieproblemen) |
70 |
defecatiestoornissen |
70 |
Onzekerheid in doel- en richtbewegingen |
50 |
spraakstoornissen |
50 |
Psychische stoornissen (vooral depressie) |
50 |
Seksuele stoornissen (vrouwen) |
50 |
Pijn op het lichaam |
40 |
Verlamming van het gezicht (trigeminusneuralgie) |
30 |
hoofdpijn |
30 |
Lhermitte-teken (tintelingen in de nek met gebogen hoofd) |
30 |
Gevoelens in de armen |
30 |
Zwakte in de armen |
22 |
Verlamming van hersenzenuwen |
10 |
Meer dan de helft van de patiënten heeft loop- en evenwichtsstoornissen of spasticiteit (spierkrampen) tijdens hun multiple sclerose-ziekte. Ze zijn vaak erg moe (vermoeidheid), hebben een zwakte in de armen of benen of kunnen hun blaas niet goed legen. Mannen kunnen erectiestoornissen krijgen, vrouwen verliezen het verlangen naar seks. Drie van de vier patiënten met multiple sclerose hebben visieproblemen in één oog, sommigen zien het twee keer.
Bij ten minste elke tweede patiënt zijn er onzekerheden in richt- en richtbewegingen, mentale stoornissen (zoals depressie), spraakstoornissen, cognitieve stoornissen (zoals concentratiestoornissen) of darmdysfagie.
Meer zeldzame symptomen zijn hoofdpijn, pijn of verlamming van het gezicht, pijn in het lichaam, gevoelens van zwakte of zwakte in de armen of een tinteling in de nek wanneer het hoofd gebogen is.
Multiple sclerose: oorzaken
De meeste experts vermoeden dat multiple sclerose is gebaseerd op een storing van het immuunsysteem van het lichaam (auto-immuunziekte) – zodat het een Auto-immuunziekte is:
Immuuncellen (immuuncellen) van het lichaam, die normaal gesproken indringers zoals virussen of bacteriën onschadelijk maken, zijn gericht tegen de eigen structuren van het lichaam. Ze worden daarom auto-antilichamen genoemd. In het geval van MS veroorzaken ze dat witte bloedcellen (leukocyten) het zenuwweefsel aanvallen en ontstekingen veroorzaken. De omhulsels van de zenuwvezels (myelineschede) worden vernietigd, wat demyelinisatie of demyelinisatie wordt genoemd. De zenuwvezels en zenuwcellen zelf zijn ook beschadigd.
Patiënten hebben tal van (meerdere) gebieden in de hersenen en het ruggenmerg met myelineschade en daaropvolgende littekens (sclerose). Deze gebieden worden plaques genoemd.
Als gevolg hiervan kunnen zenuwsignalen niet goed worden doorgestuurd – het gaat om zenuwstoringen. Deze kunnen zich op veel verschillende manieren manifesteren omdat de ontstekingen (inflammatoire foci) in alle delen van het centraal zenuwstelsel kunnen voorkomen. Daarom wordt multiple sclerose vaak “encephalomyelitis disseminata” genoemd. Het woord “disseminata” betekent “verspreid”, terwijl de term “encephalomyelitis” verwijst naar de basisprocessen van de ziekte: “Enkephalos” betekent hersenen, het einde “-itis” betekent “ontsteking”.
Maar waarom raakt het immuunsysteem zo overstuur bij MS dat het zijn eigen zenuwweefsel aanvalt? De experts weten het niet precies, maar vermoeden dat de getroffenen er last van hebben verschillende factoren samenkomen, die samen de ziekte veroorzaken.
gen
Tot op zekere hoogte is multiple sclerose erfelijk, geloven experts: onderzoeken met tweelingen hebben aangetoond dat identieke tweelingen van MS-patiënten een 25 tot 30 procent hoger risico op multiple sclerose hebben dan de normale populatie. Voor dizygotische tweelingen is het risico vijf procent hoger. Ouders en kinderen van een patiënt hebben nog steeds een dubbel tot driemaal hoger risico op multiple sclerose. Het risico neemt af naarmate men minder verwant is aan een patiënt.
Het is onduidelijk welke genen betrokken zijn bij de ontwikkeling van multiple sclerose. Veranderingen in het HLA-DRB1-antigeen, het apolipoproteïne E of het interferon-gamma-gen kunnen bijvoorbeeld een rol spelen. Deskundigen gaan er in elk geval van uit dat het niet een enkel gen is dat MS-ziekte kan veroorzaken, maar dat verschillende genen bij de pathogenese betrokken zijn.
infecties
Sommige experts bespreken of infecties ook een rol spelen bij het ontstaan van multiple sclerose. Voorbeelden zijn infecties met het mazelenvirus, het humane herpesvirus 6 (HHV-6) en vooral met het Epstein-Barr-virus (EBV). De laatste veroorzaakt de ziekte Pfeiffer’s klierkoorts (infectieuze mononucleosis). In het bloed van bijna alle multiple sclerose-patiënten circuleren antilichamen tegen EBV in het bloed. In de algemene bevolking is dit het geval voor slechts ongeveer 60 procent van de mensen.
In één onderzoek vonden onderzoekers ook een mogelijk verband tussen MS en bepaalde Chlamydia-bacteriën (Chlamydia pneumoniae). Latere onderzoeken konden dit vermoeden niet bevestigen.
Over het algemeen gaan onderzoekers er niet vanuit dat een specifieke infectieziekte direct multiple sclerose kan veroorzaken. In plaats daarvan wordt aangenomen dat in het algemeen de reacties van het immuunsysteem op infectie het begin van MS bij gepast gepredisponeerde individuen kunnen veroorzaken.
Lifestyle en omgeving
Omgevingsfactoren of een bepaalde levensstijl kunnen ook een rol spelen bij de vorming van multiple sclerose. Een bewezen verband tussen levensstijl of omgevingsfactoren en MS hoeft echter niet noodzakelijkerwijs oorzakelijk te zijn: alleen door een “slechte”, ongezonde levensstijl te hebben, kan multiple sclerose niet worden geactiveerd!
Als mogelijke triggerende omgevingsfactor bij MS is de ziekte van toepassing roken, Het heeft als doel het risico op multiple sclerose te verhogen en het verloop van de ziekte te versnellen.
Een andere risicofactor voor multiple sclerose kan de hoeveelheid zijn Vitamine D In het lichaam zijn: mensen die meer werden blootgesteld aan de zon dan kinderen en wier lichaam meer vitamine D produceerde, hadden minder kans op multiple sclerose dan mensen met lagere vitamine D-waarden. Er werd aandacht besteed aan vitamine D-onderzoekers, omdat de incidentie van multiple sclerose blijkbaar met de breedte is diegene waarin men leeft: hoe verder men van de evenaar weggaat (noord of zuid), hoe meer MS zich voordoet. Dit duidt op een verband met de blootstelling aan de zon. De Inuit in Groenland hebben echter minder vaak last van MS dan andere volkeren. De reden hiervoor zou het traditionele vitamine D-rijke dieet van de Inuit kunnen zijn. Het verband moet echter nader worden onderzocht.
geslacht
Vrouwen krijgen veel vaker multiple sclerose dan mannen. Dit kan te wijten zijn aan het feit dat vrouwen vaker naar de dokter gaan en daarom wordt de ziekte vaker bij hen gedetecteerd. Anderzijds kan het geslachtsverschil te wijten zijn aan voorheen onbekende omgevingsfactoren.
Andere factoren
Er zijn andere factoren waarvan wordt vermoed dat ze betrokken zijn bij de ontwikkeling van multiple sclerose. Deze omvatten bijvoorbeeld te zwaar en overmatige zoutinname, Ook de darmflora kan een rol spelen bij het ontstaan van auto-immuunziekten zoals MS.
Leven met multiple sclerose
Als een chronische en ernstige ziekte vormt multiple sclerose veel uitdagingen voor patiënten en hun familieleden. De ziekte kan alle aspecten van het leven beïnvloeden – van partnerschap, seksualiteit en gezinsplanning, via het sociale leven en hobby’s, tot opleiding en werk.
Is het mogelijk om kinderen met multiple sclerose te krijgen? Zijn vakanties ondanks MS mogelijk? Moet de eigen baas over de ziekte worden geïnformeerd of beter niet? Welke banen zijn goedkoop, wat vrij ongunstig? Deze en nog veel meer vragen gaan over MS-patiënten.
Lees meer over hoe multiple sclerose het dagelijks leven van de getroffenen beïnvloedt en hoe ermee om te gaan, lees in het artikel Leven met multiple sclerose.
Multiple sclerose: onderzoeken en diagnose
Omdat de symptomen van multiple sclerose zo divers kunnen zijn, is het niet eenvoudig om de aandoening te diagnosticeren. In tegenstelling tot veel andere ziekten zijn er geen typische symptomen die alleen in MS voorkomen. De meeste klachten kunnen ook voorkomen bij andere ziekten, zoals circulatiestoornissen van de hersenen of hernia. De complexe diagnose “multiple sclerose” bestaat daarom uit verschillende onderzoeksstappen:
- Overzicht van de medische geschiedenis (medische geschiedenis)
- Lichamelijk onderzoek (klinisch neurologisch onderzoek)
- Apparatieve onderzoeken (zoals magnetische resonantiebeeldvorming = MRI, opgeroepen potentialen)
- Laboratoriumonderzoek (onderzoek van zenuwwater, bloedonderzoek)
De eerste contactpersoon is de huisarts. Indien nodig wordt dit doorverwezen naar een specialist, meestal een neuroloog. Dit kan dan eindelijk de MS-diagnose stellen.
medische geschiedenis
De eerste stap in de diagnose van multiple sclerose is een gedetailleerde bespreking tussen de arts en de patiënt om de medische geschiedenis te verzamelen. De arts kan precies de symptomen worden beschreven, vraagt, sinds wanneer deze bestaan en hoe ze zich in de loop van de tijd hebben ontwikkeld. Patiënten moeten praten over alle symptomen die ze zich herinneren. Soms weet een patiënt niet dat de eerste symptomen van multiple sclerose klachten waren die maanden of zelfs jaren geleden waren. Sommige MS-patiënten onthouden bijvoorbeeld dat ze ooit een “raar gevoel” in een arm of been hadden gedurende een paar dagen tot weken (een mogelijke indicatie van een ontsteking in het gebied van het ruggenmerg). Sommige patiënten hechten geen belang aan de symptomen omdat ze enigszins of snel verdwenen zijn (bijvoorbeeld in het geval van een ontsteking van de oogzenuw). Anderen gaan naar de dokter, maar dit is ondanks grondig onderzoek niets.
De beschrijvingen van de patiënt helpen de arts om de mogelijke oorzaken te beperken en mogelijk het vermoeden van multiple sclerose te onderbouwen. Het is ook belangrijk om te weten of de patiënt of zijn familie lijdt aan een auto-immuunziekte.
Lichamelijk onderzoek
Na de medische geschiedenis volgt een diepgaand lichamelijk onderzoek. Voer een “normaal” klinisch en een neurologisch onderzoek uit. De arts controleert de functie van het zenuwstelsel. Bovenal onderzoekt hij:
- de functie van de ogen en de hersenzenuwen
- het gevoel van aanraking, pijn en temperatuur
- de spierkracht en spierspanning
Naast het puur neurologische onderzoek kan de arts ook een neuropsychologisch onderzoek uitvoeren in geval van vermoede multiple sclerose. Het onderzoekt verschillende mentale functies zoals leervermogen, spraakverwerking of geheugen. Hiervoor zijn verschillende testen beschikbaar.
Apparatieve onderzoeken
Om te bepalen hoe ver multiple sclerose zich in het lichaam van de patiënt heeft verspreid opgeroepen potentiëlen opgenomen. Dit zijn elektrische spanningen die optreden in de zenuw- en spiercellen van het menselijk lichaam wanneer ze van buitenaf worden gestimuleerd. Ze kunnen worden afgeleid met elektroden en worden opgenomen nadat ze elektronisch zijn versterkt.
Visueel opgeroepen potentialen (VEP’s) kunnen bijvoorbeeld worden geactiveerd door een dambordpatroon waarvan de velden snel in verschillende helderheden verschijnen. De patiënt kijkt naar het dambordpatroon en de potentiëlen worden afgeleid van zijn hoofd.
Bovendien vermoedde hij multiple sclerose MRI (Magnetic Resonance Imaging, MRI) van de schedel en het ruggenmerg. Inflammatoire foci of plaques in de hersenen, die groter zijn dan twee millimeter, kunnen zelfs in de vroege stadia van de ziekte worden gezien. MRI heeft een groot voordeel ten opzichte van andere onderzoeken: zelfs als multiple sclerose geen ongemak veroorzaakt, kan MRI ziektegerelateerde veranderingen in het centraal zenuwstelsel detecteren.
Als de patiënt last heeft van urineproblemen, kan de arts een mictieprotocol aanbevelen: de patiënt noteert hoe vaak hij of zij water verlaat. Bovendien bepaalt de arts de hoeveelheid urine die na het plassen in de blaas achterblijft (urineresidu). Misschien volgt er één urodynamisch onderzoek – Een meetprocedure waarbij de werking van de blaas wordt onderzocht met behulp van druksondes en elektroden.
laboratoriumtests
Een andere belangrijke stap in de richting van de diagnose van multiple sclerose is de Onderzoek van het zenuwwater (CSF). Om een CSF-monster te krijgen, gebruikt de arts een fijne naald ter hoogte van de middelste lumbale wervelkolom om tussen de wervels (CSF) te steken. De evaluatie van het zenuwwatermonster kan de ontsteking van de hersenen en het ruggenmerg detecteren: als de patiënt multiple sclerose heeft, neemt het aantal bepaalde immuuncellen (lymfocyten, plasmacellen) in het zenuwwater toe en kunnen antilichamen zoals immunoglobuline G (IgG) worden gedetecteerd.
Bovendien kan de arts met een CSF-functie bepalen of de ontsteking mogelijk is veroorzaakt door bacteriën (zoals bij de ziekte van Lyme) en niet door multiple sclerose.
Ook belangrijk bloedonderzoek, De volgende waarden worden bepaald:
- Geweldig bloedbeeld
- leverfunctietesten
- nierfunctie
- schildklierfunctie
- bloedsuiker
- Vitamine B12
- reumatoïde factor
- Antinucleaire antilichamen (ANA)
- Anti-fosfolipide-antilichamen
- Anti-ds-DNA-antilichaam
- lupus antistollingsmiddel
- Ontsteking marker (C-reactief eiwit = CRP)
- Angiotensin omzettende enzymen (ACE)
- Borrelia (Borreliosis) en Borrelia-antilichamen (Borrelia-serologie)
Ook een urineonderzoek wordt uitgevoerd.
De meeste laboratoriumwaarden zijn normaal bij patiënten met multiple sclerose. Ze dienen minder de directe detectie van multiple sclerose als de uitsluiting van andere ziekten die vergelijkbare symptomen kunnen veroorzaken. Soms zijn hiervoor verdere laboratoriumtests nodig. Bijvoorbeeld worden “extraheerbare nucleaire antigenen” (voor de differentiatie van verschillende auto-immuunziekten, HIV-antilichamen, mycoplasma-antilichamen en antilichamen voor de detectie van syfilis (TPHA) gespecificeerd.
Lange diagnose bevinding
Een MS bewijzen is niet eenvoudig. Het kan soms weken, maanden of zelfs jaren duren voordat de diagnose van multiple sclerose duidelijk is vastgesteld. De zoektocht naar de ‘1000 naamziekte’ lijkt op het vinden van de puzzelstukjes: hoe meer onderdelen in elkaar passen, hoe zekerder een multiple sclerose is.
Multiple sclerose: therapie
Multiple sclerosetherapie is gebaseerd op vier pijlers:
- Schoktherapie: behandeling van acute push door cortison of plasmaferese (een soort bloedspoeling).
- Cursusmodificerende therapie (basistherapie, langdurige immunotherapie): het beoogt de ernst en frequentie van terugvallen te verminderen en de mate van progressieve handicap gunstig te beïnvloeden.
- Symptomatische therapie: behandeling van niet-specifieke symptomen zoals spierkrampen, pijn, depressie, blaas- of darmdysfagie.
- Revalidatieprocedure: het doel is om de patiënt in staat te stellen terug te keren naar zijn familie-, beroeps- en sociaal leven.
Om de therapiedoelen te bereiken, worden onder andere medicijnen, fysiotherapie (fysiotherapie) en activering en ergotherapie (ergotherapie of psychotherapie) gebruikt.
Multiple sclerose: shunttherapie
Een MS-injectie moet zoveel mogelijk binnen twee tot vijf dagen na het begin van de symptomen in een kliniek worden behandeld. Intramurale behandeling heeft het voordeel dat eventuele noodzakelijke onderzoeken zoals MRI (magnetic resonance imaging) kunnen worden uitgevoerd. Bovendien kan de arts met de patiënt in rust de push-therapie bespreken en eventuele bijwerkingen beter controleren dan bij een poliklinische multiple sclerosebehandeling.
Corticosteroïden (corticosteroïden, corticosteroïden, glucocorticoïden) zijn de favoriete medicijnen tijdens de injectietherapie. Als ze niet (genoeg) werken, kan plasmaferese (een soort bloedspoeling) worden gedaan.
Cortison pulstherapie
Cortisonsupplementen onderdrukken ontstekingen, verzegelen de bloed-hersenbarrière, verminderen het vasthouden van water in de hersenen en verbeteren de overdracht van zenuwimpulsen. Ze kunnen zelfs de vorming van neurale omhulsels (myeline omhulsels) bevorderen. Ze worden toegediend via de ader (intraveneus) of als tablet ingenomen.
De meest gebruikte cortison bij acute MS-injectie is methylprednisolon. De reden: het komt goed in het zenuwwater (liquor) en dus op de plaats van de ontsteking. Studies suggereren dat het medicijn het beste in hoge doses wordt toegediend, intraveneus (als een korte infusie) en op drie opeenvolgende dagen. Na de drie infusies “sluipen” sommige artsen uit deze cortisone-pulstherapie (cortisone shock-therapie) omdat sommige patiënten het beter verdragen. De patiënt neemt cortison maximaal twee weken in afnemende dosering als tablet.
Een alternatief voor de infusies is een op hoge dosis tablet gebaseerde cortisontherapie gedurende vijf dagen. Kleinere studies suggereren dat dit net zo effectief is als een intraveneuze behandeling met cortison.
Twee weken na het einde van de cortisone-pulstherapie wordt de patiënt grondig onderzocht en gevraagd naar zijn symptomen. Als er geen significante verbetering is, volgt een tweede therapieronde. Afhankelijk van de symptomen kan nu een hogere dosis worden gegeven dan bij de eerste shocktherapie.
mogelijk bijwerkingen Cortison kan bijvoorbeeld milde tremoren (innerlijke rusteloosheid), roodheid van het gezicht, verhoogde eetlust, hoofdpijn, duizeligheid, slaapstoornissen en verhoogde bloedsuikerspiegel veroorzaken. Zelden zijn er maag- of twaalfvingerige darmzweren, toevallen, psychische stoornissen, hypertensie, allergische reacties of vochtretentie (oedeem). Langdurige inname kan gastro-intestinale bloedingen, hypertensie, verhoogde intraoculaire druk (glaucoom) en het syndroom van Cushing omvatten.
plasmaferese
Een andere optie voor push-therapie is plasmaferese. Dit is een soort bloedspoeling die immunoglobulinen uit het bloed filtert die verantwoordelijk zijn voor het ontstekingsproces tijdens een MS-aflevering. De plasmaferese wordt meestal vier tot zes keer uitgevoerd. Het kan worden uitgevoerd na twee cortisone-pulstherapieën of na de eerste, wanneer de klachten van de patiënt tijdens de infusietherapie gestaag zijn verergerd.
immunosuppressiva
In het geval van een ernstige episode, die zeer snel is en nauwelijks reageert op de behandeling, kunnen artsen ook een actief ingrediënt voorschrijven dat het immuunsysteem onderdrukt (immunosuppressiva zoals mitoxantron). Dergelijke medicijnen worden eigenlijk gebruikt bij de langdurige therapie van MS (basistherapie).
Multiple sclerose: therapie die de cursus aanpast
Progressie-modificerende therapie (basistherapie) bij multiple sclerose heeft als doel het aantal en de ernst van acute terugvallen te verminderen en de progressie van de ziekte te vertragen. De exacte duur van de medicatie wordt per geval bepaald. Zolang de voorbereidingen werken, kan de basistherapie maanden of jaren doorgaan. Tijdens de behandeling zijn regelmatige controles raadzaam of zelfs verplicht (afhankelijk van het medicijn).
Als multiple sclerose langdurig stabiel is tijdens de therapie (bijvoorbeeld geen recidieven meer, geen progressie van MS op MRI), kunnen arts en patiënt besluiten om de behandeling met MS op proef te stoppen. Zelfs dan moet de patiënt regelmatig worden onderzocht door zijn neuropatholoog en zelfs aandacht besteden aan mogelijke tekenen van terugkerende MS.
De medicijnen die worden gebruikt voor de cursus-modificerende multiple sclerose behandeling behoren tot de immunomodulatoren respectievelijk immunosuppressiva, Immuunmodulatoren kunnen worden gebruikt om immuunreacties specifiek te veranderen. Immunosuppressiva daarentegen onderdrukken activiteiten van het immuunsysteem. Vaak worden alle geneesmiddelen voor langdurige therapie vereenvoudigd onder de term “immunomodulatoren” samengevat of “immunoprofylactica” genoemd.
Welke medicijnen voor individuele sclerosepatiënten in individuele gevallen worden gegeven, hangt onder meer af van het verloop van de ziekte: artsen maken onderscheid tussen milde / matige en (zeer) actieve vormen van MS. Bovendien houdt de arts rekening met andere factoren zoals de leeftijd van de patiënt, zwangerschap, enz.
De belangrijkste actieve ingrediënten voor langdurige multiple sclerose-therapie zijn:
werkzame stof |
MS-verworven vorm |
toepassing |
Beta-interferonen |
milde tot matige |
Afhankelijk van het preparaat, een of meer spuiten per week in de spier of onder de huid. |
glatirameeracetaat |
milde tot matige |
Een spuit dagelijks onder de huid. |
teriflunomide |
milde tot matige |
Eén tablet per dag. |
Dimethylfumaraat (DMF) |
milde tot matige |
Tweemaal daags één capsule. |
azathioprine |
milde tot matige |
Eén tablet per dag. |
natalizumab |
actief (hoog) |
Infusie in een ader om de vier weken. |
fingolimod |
actief (hoog) |
Een keer per dag een capsule. |
alemtuzumab |
actief (hoog) |
Eén infusiecyclus per jaar en maximaal twee keer. |
mitoxantron |
actief (hoog) |
Infusie in de ader om de drie maanden. |
cladribine |
zeer actief |
Gebruik als tablet in vier behandelingscycli (één tot twee tabletten per dag gedurende vier tot vijf dagen per cyclus, enkele weken of maanden tussen de cycli). |
Beta-interferonen
Interferonen onderdrukken de ontstekingsprocessen bij MS: ze voorkomen waarschijnlijk dat bepaalde witte bloedcellen (T-lymfocyten) de bloedvaten binnendringen. Ze kunnen de hersenen niet binnendringen en ontstekingen en de vernietiging van myelinescheden veroorzaken. Interferonen remmen ook de vorming van eiwitten die ontstekingen bevorderen. Dit maakt goedgekeurde interferonpreparaten mogelijk om het aantal en de intensiteit van MS-terugvallen te verminderen en ziekteactiviteit te verminderen.
Bijwerkingen: Aan het begin van de behandeling hebben veel patiënten griepachtige symptomen met koorts, koude rillingen of spierpijn. Uit voorzorg moet het interferon ’s avonds worden geïnjecteerd en de patiënt moet ook profylactisch acetaminophen of ibuprofen nemen.
Roodheid, pijn en verharding kunnen optreden op de plaats van de laesie en huidweefsel kan afsterven (necrose). Vrouwen melden af en toe een verhoogde menstruatie tijdens de therapie. Andere mogelijke bijwerkingen van interferon zijn bijvoorbeeld huiduitslag, veranderingen in het bloedbeeld en depressieve stemmingen.
Glatirameeracetaat (GLAT)
GLAT kan een effectief alternatief zijn voor interferonen. Het verlengt de tijd tot de volgende slag en verlicht de ernst van een spurt. Het exacte werkingsmechanisme is onduidelijk. Het is mogelijk dat GLAT de verhouding van bepaalde witte bloedcellen ten opzichte van elkaar verandert – wat resulteert in minder “schadelijke” (cytotoxische) TH1-cellen en meer beschermende TH2-cellen.
Bijwerkingen: Lokale bijwerkingen treden meestal op op de injectieplaats, zoals roodheid, pijn, wheals, jeuk en ontsteking. Minder vaak komen andere bijwerkingen voor, zoals infecties (bronchitis, otitis media, candida-infectie, herpes, enz.), Disfunctie van de ogen, braken, gewichtstoename of tremor (tremor). Meestal wordt het medicijn goed verdragen.
teriflunomide
Teriflunomide is een immunomodulator met ontstekingsremmende eigenschappen. De precieze werkingswijze is nog niet in detail bekend; maar het vermindert de terugval, vertraagt de progressie van lichamelijke handicaps en vermindert het aantal hersenschade op MRI.
Bijwerkingen: De meest voorkomende bijwerkingen zijn een verhoogde leverfunctie, haaruitval, infecties (zoals griep, gastro-intestinale infecties, bronchitis, urineweginfecties), misselijkheid, pijn en ongemak.
dimethylfumaraat
Dimethylfumaraat (fumaarzuur (BG-12)) is ook een immunomodulator. Het zorgt voor een herprogrammering van immuuncellen. Bovendien onschadelijkt het celbeschadigende vrije radicalen en stikstofoxiden en activeert het beschermende metabole routes in de cellen. Uiteindelijk vermindert dit de jaarlijkse terugval van patiënten met multiple sclerose. Het vermindert ook de progressie van invaliditeit en het aantal hersenletsels op MRI.
Bijwerkingen: Aan het begin van de inname van Dimethylfumarat treden vaak gastro-intestinale klachten op (zoals misselijkheid, braken, buikpijn, diarree) evenals blozen met blozen (blozen) op.
alemtuzumab
Alemtuzumab is een zogenaamd monoklonaal antilichaam en wordt geproduceerd door genetische manipulatie. Het vermindert het aantal lymfocyten – witte bloedcellen die betrokken zijn bij de vernietiging van de zenuwmantels (myelineschede).
Bijwerkingen: Toediening van alemtuzumab kan infusiereacties (zoals koorts, uitslag), aantal witte bloedcellen, infecties van de luchtwegen en urinewegen, indigestie en secundaire auto-immuunziekten (zoals de schildklier en de nieren) veroorzaken.
azathioprine
Azathioprin wird heute nur noch in seltenen Ausnahmefällen zur verlaufsmodifizierenden MS-Therapie eingesetzt, wenn Beta-Interferone oder Glatiramer-Azetat nicht gegeben werden können oder nicht ausreichend wirken. Sein genauer Wirkmechanismus ist unbekannt. Das Medikament hemmt aber die Produktion bestimmter Abwehrzellen (B- und T-Lymphozyten) und stört die Bildung und Funktion anderer Abwehrzellen (Monozyten). Lymphozyten und Monozyten sind in den Entzündungsprozess bei MS verwickelt.
Nebenwirkungen: Durch die Multiple Sklerose-Therapie mit Azathioprin kann die Anzahl der weißen Blutkörperchen so abnehmen, dass die Patienten anfälliger werden für Infektionen. Weitere mögliche Nebenwirkungen sind Abnahme der Blutplättchen, Übelkeit, Erbrechen und Leberschäden. Außerdem sollten Frauen und Männer während der Therapie und einige Monate danach auf eine zuverlässige Empfängnisverhütung achten, weil möglicherweise Missbildungen beim Ungeborenen auftreten könnten.
Mitoxantron
Mitoxantron wurde ursprünglich gegen Krebs entwickelt. Erst später entdeckte man, dass es sich auch für die Multiple Sklerose-Therapie eignet. Es hemmt das Wachstum bestimmter Abwehrzellen (B- und T-Lymphozyten, Makrophagen) und führt auch zu deren Tod. Zudem wird die Bildung verschiedener Botenstoffe gehemmt, die an Entzündungsprozessen mitwirken.
Nebenwirkungen: Es kann zu Übelkeit, Erbrechen und kurzzeitigem Durchfall kommen. Bei manchen der behandelten Frauen bleibt vorübergehend die Monatsblutung aus. Zudem besteht ein potenzielles Risiko für Leukämie. Weitere mögliche Nebenwirkungen von Mitoxantron sind Herzrhythmusstörungen, Herzmuskelerkrankungen, Herzschwäche und Abnahme der weißen Blutkörperchen. Mit zunehmender Dosis verursacht Mitoxantron immer mehr Nebenwirkungen, weshalb es maximal zwei bis drei Jahre gegeben werden kann.
Natalizumab
Der Antikörper Natalizumab blockiert spezielle Rezeptoren an der Oberfläche von bestimmten weißen Blutzellen (T-Lymphozyten). Diese können dann nicht mehr in das Gehirn einwandern und dort Entzündungen und die Zerstörung der Myelinscheiden auslösen.
Nebenwirkungen: Dazu zählen Harnwegsinfekte, Entzündungen des Nasen-Rachenraumes, allergischer Ausschlag (Urtikaria), Kopfschmerzen, Schwindel, Übelkeit, Erbrechen, Gelenkschmerzen, Muskelstarre, Fieber und Müdigkeit. Außerdem kann sich eine Progressive multifokale Leukenzephalopathie (PML) entwickeln – eine meist tödlich verlaufende Viruserkrankung des Gehirns. Daher darf Natalizumab nur eingesetzt werden, wenn die bisherigen Therapiemaßnahmen versagt haben.
Fingolimod
Fingolimod ist ein Immunsuppressivum, das die Anzahl der Lymphozyten im Blut verringert. In der Folge gelangen weniger solcher weißer Blutzellen ins Gehirn, wo sie an der Zerstörung der Nervenschutzhüllen beteiligt sind. Auf diese Weise sinkt die Schubrate bei Multiple Sklerose-Patienten.
Nebenwirkungen: Fingolimod kann vor allem in den ersten sechs Stunden nach der ersten Einnahme eine Verlangsamung der Herzfrequenz und unregelmäßigen Herzschlag auslösen. Die Einnahme sollte deshalb nur unter ärztlicher Aufsicht und sechsstündiger Überwachung erfolgen. Darüber hinaus kann Fingolimod beispielsweise Atmungs- und Leberprobleme, Kopf- und Rückenschmerzen, Durchfall, grippähnliche Symptome, schwere Infektionen und eine Augenerkrankung (Makulaödem) verursachen.
In Einzelfällen entwickelten Multiple Sklerose-Patienten unter Fingolimod ein sogenanntes hämophagozytisches Syndrom (HPS) und starben daran. Bei HPS sind die Fresszellen des Immunsystems übermäßig aktiv: Sie beginnen, gesunde Blutzellen zu fressen und wandern in Organe (wie Milz, Gehirn) ein, wo sie starke Entzündungen auslösen. Mögliche Warnzeichen für das HPS sind Fieber, Schwächegefühl, Vergrößerung von Leber und Milz, geschwollene Lymphknoten und Abnahme der Blutzellen.
Cladribin
Cladribin ist ein Immunsuppressivum, das zuerst zur Behandlung einer bestimmten Form von Blutkrebs (Haarzell-Leukämie) entwickelt wurde. Bei diesen Patienten wird der Wirkstoff als Injektion oder Infusion verabreicht. Seit 2017 ist Cladribin in Deutschland auch für die Therapie der hochaktiven schubförmigen MS bei Erwachsenen zugelassen, und zwar in Tablettenform. Der Wirkstoff verringert wie Fingolimod die Anzahl der Lymphozyten im Blut der Patienten. Das soll die Häufigkeit der Krankheitsschübe reduzieren.
Nebenwirkungen: Die häufigsten unerwünschten Wirkungen von Cladribin-Tabletten sind ein Mangel an Lymphozyten (sehr häufig) sowie Herpes-Infektionen im Mund, Gürtelrose, Ausschlag, Haarausfall und eine Verminderung der Neutrophilen Granulozyten (häufig). Sehr selten bricht unter Cladribin eine verborgene (latente) Tuberkulose-Infektion aus.
Darüber hinaus hat man in klinischen Studien und bei der langfristigen Nachbeobachtung von Patienten unter Cladribin-Therapie beobachtet, dass sie häufiger Krebstumoren entwickeln als Teilnehmer der Placebo-Gruppe (Vergleichspatienten, die ein Scheinmedikament anstelle von Cladribin erhalten haben).
Weitere Wirkstoffe (Reservemedikamente)
Unter bestimmten Bedingungen erhalten Multiple Sklerose-Patienten in Ausnahmefällen noch andere Medikamente, die eigentlich nicht für die Behandlung dieser Krankheit zugelassen sind.
Dazu zählen zum Beispiel Intravenöse Immunglobuline, Das ist ein Gemisch von Antikörpern, die aus dem Blutserum Tausender gesunder Menschen gewonnen werden. Sie greifen modulierend in Immunreaktionen ein, wobei der genaue Wirkmechanismus bei MS aber nicht bekannt ist. Intravenöse Immunglobuline werden nur in gut begründeten Einzelfällen bei mild/moderat verlaufender Multipler Sklerose eingesetzt, wenn andere Basistherapeutika (wie Beta-Interferone) nicht wirken oder unvertretbare Nebenwirkungen verursachen.
ook Cyclophosphamid en Methotrexat werden gelegentlich als Reservemittel bei Multipler Sklerose verordnet. Es handelt sich dabei um Immunsuppressiva, die primär als Krebsmittel verwendet werden. Manchmal setzt der Arzt auch Kortisonpräparate in der Langzeittherapie, die eigentlich nur für die Schubtherapie zugelassen sind.
Multiple Sklerose: Symptomatische Therapie
Multiple Sklerose kann unterschiedlichste Symptome hervorrufen wie etwa Störungen der Blasenfunktion, Erschöpfung (Fatigue), Muskelkrämpfe (Spasmen) oder eine Störung der Bewegungskoordination (Ataxie). Gezielte Maßnahmen helfen, diese Beschwerden zu lindern und so die Lebensqualität der Betroffenen zu verbessern. Zum Einsatz kommen sowohl medikamentöse als auch nicht-medikamentöse Maßnahmen. Hier einige Beispiele:
fysiotherapie
Die Physiotherapie mit ihrem breiten Spektrum an Techniken und Methoden kann MS-Patienten in mehrfacher Hinsicht nützen: Die Beweglichkeit bleibt länger erhalten; die allgemeine Müdigkeit (Fatigue) bessert sich bei gezielter Bewegung, wie sie in der Krankengymnastik erlernt wird; das Training kann Fehlbelastungen und falsche Bewegungen, die durch Schmerzen oder Muskelblockierungen entstehen, beseitigen und Gangstörungen beheben.
Außerdem löst Bewegung Muskelkrämpfe (Spasmen): Diese entstehen, wenn die Muskelspannung so hoch ist, dass sich das Gelenk gegen die Bewegung sträubt. Dann sollte die Muskulatur zuerst durch passive Bewegungen entspannt werden. Dann kann der Patient schrittweise versuchen, durch vorsichtiges aktives Bewegen die Muskeln zu lockern.
Die Physiotherapie hilft auch bei Ataxie (Störung der Bewegungskoordination): Betroffenen MS-Patienten fällt es oft schwer, das Gleichgewicht zu halten, etwa beim Stehen. Die Patienten bekommen anfangs Hilfestellung durch den Physiotherapeuten oder durch Geräte wie Gurte oder Stangen, um sicher sicher stehen zu können. Langsam wird dann diese Unterstützung immer weiter verringert, bis der Patient irgendwann wieder allein das Gleichgewicht im Stehen halten kann.
Bei Störungen der Blasenfunktion kann der Physiotherapeut den Patienten Übungen zum Beckenbodentraining zeigen. Bei diesen und anderen physiotherapeutischen Übungen ist es sinnvoll, wenn die Patienten sie auch zuhause regelmäßig durchführen. Der Therapeut gibt entsprechende Anleitungen für das selbstständige Training.
Außerdem bietet der Physiotherapeut MS-Patienten auch Ratschläge, wie sie ihren Alltag besser bewältigen können. So lässt sich etwa Fatigue durch ein geeignetes “Energiemanagement” bekämpfen. Ein Tagesplan kann helfen, die begrenzten Kräfte sinnvoll einzuteilen und etwa unnötige Wege zu vermeiden.
Eine bewährte und beliebte Ergänzung zur Krankengymnastik ist zudem die Hippotherapie – auf dem Pferderücken lässt sich besonders gut das Gleichgewichtsgefühl trainieren. Ebenfalls hilfreich kann Elektrotherapie sein: Bei Patienten mit schweren Lähmungen wird der Muskel mit schwachem Strom stimuliert, sobald ihn der MS-Patient anspannt.
Weitere Therapieformen, die bei Multipler Sklerose angewendet werden können, sind etwa Bobath- und Vojtatherapie, propriozeptive neuromuskuläre Fozilitation und andere Techniken.
Ergotherapie
Ergotherapie zielt darauf ab, dass Patienten mit Multipler Sklerose ihren Alltag ohne fremde Hilfe bewältigen und solange wie möglich unabhängig bleiben können. Außerdem unterstützen Ergotherapeuten MS-Patienten bei der Wahl und dem Einsatz technischer Hilfsmittel. Sie zeigen Angehörigen und Freunden, wie sie mit MS-Patienten am besten umgehen.
Konkret versuchen Ergotherapeuten, falsche Bewegungen und kräftezehrende Körperhaltungen bei den MS-Patienten abzustellen. Sie üben mit den Patienten wieder normale Bewegungen ein, die weniger Energie kosten. Ist das nicht mehr möglich ist, lernt der Patient mit seinem Handicap umzugehen und trainiert neue “Ersatzbewegungen”. Alle Übungen orientieren sich an den Bedürfnissen im Alltag.
Zum Einsatz kommt zum Beispiel ein Gymnastikball, um das Gleichgewicht im Sitzen zu trainieren, oder ein Stehtisch, der das aufrechte Stehen ohne Umkippen unterstützt. Dabei lernt der Patient, sein Gewicht auf Knochen und Gelenken zu erspüren und seine Bewegung danach auszurichten. Weitere Hilfsmittel und Methoden der Ergotherapie sind beispielsweise Therapieknete, Arbeiten mit Salzteig oder Steckspiele. Sie fördern die Feinmotorik und das Fingerspitzengefühl.
Die Ergotherapie kann die Beeinträchtigungen des Körpers und Gehirns meist nicht rückgängig machen.Sie hilft aber dem Patienten, möglichst lange selbstständig zu bleiben. Dafür brauchen Menschen mit MS Geduld und müssen üben – mit und ohne Therapeuten.
Medikamente gegen Symptome
Zur Linderung verschiedener Beschwerden kann der Arzt gegebenenfalls auch Medikamente verordnen. Es gibt zum Beispiel Wirkstoffe gegen Muskelkrämpfe (Antispastika) wie Baclofen oder Botulinumtoxin. Bei anfallsartig auftretenden Schmerzen können Antiepileptika helfen. Bei Gelenk-, Muskel- oder Wirbelsäulenschmerzen kann der Arzt zusätzlich zur Physiotherapie entzündungshemmende Medikamente wie Diclofenac verschreiben. Wenn Multiple Sklerose-Patienten unter einer schweren Depression leiden, kann – neben einer Psychotherapie – der Einsatz von Antidepressiva (wie Fluoxetin oder Sertralin) notwendig sein.
Multiple Sklerose: Rehabilitation
Multiple Sklerose-Patienten werden von vielen verschiedenen Therapeuten und ärztlichen Fachrichtungen behandelt (wie Neurologe, Urologe, Augenarzt, Hausarzt), Physiotherapeuten, Ergotherapeuten, Sozialarbeitern und Pflegekräften.
Der niedergelassene Nervenarzt (Neurologe) kann die langfristige Betreuung übernehmen. Doch möglichst einmal im Jahr sollten MS-Patienten eine vier- bis sechswöchge Rehabilitation machen. Das empfiehlt die Deutsche Multiple Sklerose Gesellschaft (DMSG).
Eine solche Rehabilitation kann vor allem dann angezeigt sein, wenn sich nach einem akuten Schub die Symptome nicht ausreichend zurückbilden. Sie kann aber auch hilfreich im chronischen Krankheitsverlauf sein, wenn sich körperliche Funktionen trotz ambulanter Therapien verschlechtern.
Jede Rehabilitation wird dabei individuell auf die Bedürfnisse und Schwierigkeiten des Patienten zugeschnitten. Häufige Bausteine sind Physiotherapie, Ergotherapie, Trainings- und Bewegungstherapie, Logopädie (Sprech-, Sprach- und Schlucktherapie) und eine neurokognitive Therapie. Letztere dient dazu, Probleme in den Bereichen Gedächtnis, Konzentration, Aufmerksamkeit und Wahrnehmung zu behandeln. Ein weiterer häufiger Bestandteil der Rehabilitation ist eine psychologische Therapie. Sie hilft etwa bei Schwierigkeiten im sozialen Bereich, bei Depressionen und Störungen der Sexualität.
Multiple Sklerose: Alternative Heilmethoden
„Komplementäre” oder “alternative” Therapieverfahren stoßen auf großes Interesse bei Menschen mit chronischen Erkrankungen wie Multiple Sklerose. Homöopathie, Pflanzenheilkunde, bestimmte Ernährungsformen oder sonstigen Alternativansätze werden oft zur Linderung der Beschwerden eingesetzt. Patienten sollten mit ihrem behandelnden MS-Arzt und einem in Naturheilkunde erfahrenen Arzt besprechen, welches Verfahren ergänzend zur schulmedizinischen Multiple Sklerose-Behandlung hilfreich sein könnte.
Die Grenzen zwischen alternativen/komplementären und schulmedizinischen Behandlungsmethoden sind fließend. Merkmal vieler – jedoch nicht aller – schulmedizinischen Behandlungsverfahren ist, dass ihre Wirkung in mehreren Studien nachgewiesen wurde. Bei den meisten alternativen Therapiekonzepten fehlt dieser Nachweis bislang.
Eine Gemeinsamkeit haben alternative und schulmedizinische Verfahren aber: Beide können zu Nebenwirkungen führen.
In der folgenden Tabelle finden Sie eine Auswahl verschiedener alternativer/komplementärer Heilmethoden und Therapien, die bei Multipler Sklerose Anwendung finden:
Methode |
Beurteilung |
Homöopathie |
Manchen Patienten zufolge bessern sich Symptome wie Schwindel, Blasen- und Stuhlgangbeschwerden, Konzentrationsprobleme, mangelnde Belastbarkeit sowie das Allgemeinbefinden. |
Akupunktur |
Hoher Stellenwert in der komplementären Therapie von MS. Der Versuch, damit Schmerzen oder Muskelkrämpfe zu lindern, kann sinnvoll sein. |
Akupressur |
Hoher Stellenwert in der komplementären Therapie von MS. Der Versuch, damit Schmerzen oder Muskelkrämpfe zu lindern, kann sinnvoll sein. |
Cranio-sacrale Therapie |
Kann bei vielen Patienten Schmerzen und Muskelkrämpfe verringern. |
Entspannungstechniken (Autogenes Training, Progressive Muskelentspannung etc.) |
Werden oft bei chronischen Erkrankungen wie Multipler Sklerose empfohlen. Können zur Linderung mancher Symptome beitragen sowie das Allgemeinbefinden und die Lebensqualität verbessern. |
Cannabis |
Darf in begründeten Einzelfällen bei schwerer Multipler Sklerose verordnet werden, um den Krankheitsverlauf positiv zu beeinflussen oder Symptome zu lindern. |
Weihrauch |
Entzündungshemmende Wirkung. Gute Ergebnisse bei entzündlichen Darmerkrankungen und rheumatoider Arthritis. Zur Wirksamkeit bei MS gibt es keine Studien. |
Vitamin D |
Empfohlen zur Vorbeugung von Osteoporose vor allem bei Frauen mit MS nach den Wechseljahren und bei wiederholter Kortisonbehandlung. Ob Vitamin D den Verlauf von MS günstig beeinflussen kann, ist unsicher. Eine unkontrollierte Aufnahme kann Gesundheitsschaden verursachen. |
Vitamin B12 |
Eine Vitamin B12-Einnahme ist nur bei nachgewiesenem Mangel notwendig. Ein solcher Mangel ist bei MS-Kranken häufig und kann ähnliche Beschwerden wie die MS selbst hervorrufen. |
Andere Vitamine |
Die Vitamine A, C und E können eingenommen werden (unter Einhaltung der Höchstdosis). Der Nachweis einer positiven Wirkung auf den MS-Verlauf fehlt aber. Schwangere mit MS sollten kein Vitamin A einnehmen, weil das dem Kind schaden könnte. |
Ungesättigte Fettsäuren (Omega-3-Fettsäuren) |
Die Wirksamkeit bei MS ist bislang nicht erwiesen. |
Bestimmte Ernährungsformen/Diäten |
Bisher konnte für keine Ernährungsform oder Diät eine positive Wirkung auf den Verlauf und die Symptome von MS nachgewiesen werden. Experten empfehlen allgemein eine abwechslungsreiche, vitamin- und ballaststoffreiche Ernährung. |
Enzymkombinationen |
Sollen krankheitsauslösende Immunkomplexe abbauen. Eine Studie aber ergab, dass sie bei MS unwirksam sind. |
Sauerstoff-Überdruck-Therapie (hyperbarer Sauerstoff) |
Soll das Fortschreiten von MS aufhalten, was aber in Studien wiederlegt wurde. |
Amalgam-Entfernung |
Soll hilfreich sein, weil Amalgam angeblich MS verursacht und aus den Füllungen austretendes Quecksilber das Immunsystem vergiften soll. Beide Behauptungen gelten als falsch. In Studien konnte kein Zusammenhang zwischen Amalgam und Multipler Sklerose festgestellt werden. |
Bei Multipler Sklerose werden oft auch gefährliche und teilweise sehr teure Behandlungen angeboten, die meist nicht wissenschaftlich geprüft wurden. Die Deutsche Multiple Sklerose Gesellschaft (DMSG) warnt deshalb davor. Zu diesen Behandlungen zählen:
- Immunaugmentation (Verstärkung der Immunreaktion): Es besteht das Risiko von Infektionen und Allergien. Zudem kann sich die Multiple Sklerose verschlimmern.
- Schweinehirn-Implantation in die Bauchdecke: Die MS kann sich verschlechtern. Außerdem gab es schwere Allergien und Todesfälle nach dem Eingriff.
- Frischzellentherapie: Sie kann schwere Allergien bis hin zu Kreislaufversagen auslösen. Außerdem besteht eine Infektionsgefahr.
- Bienengift: Es besteht das Risiko schwerer Allergien bis hin zu Kreislaufversagen. Zudem ergab eine Studie keinerlei Nutzen bei MS.
- Schlangengift: Es kann schwere Allergien bis hin zu Kreislaufversagen auslösen.
- Intrathekale Stammzelltherapie (Injektion von Stammzellen des Patienten in den Rückenmarkskanal): Sie kann schwere bis schwerste und sogar tödliche Nebenwirkungen haben.
Multiple Sklerose: Prognose
Die Befürchtung vieler Menschen, dass man mit Multipler Sklerose zwangsläufig früher oder später im Rollstuhl landet, trifft nicht zu. Dank verbesserter Therapien nimmt die Multiple Sklerose heutzutage bei vielen Patienten einen günstigeren Verlauf als in früheren Jahren: Bei einem Drittel der MS-Patienten verläuft die Erkrankung zeitlebens günstig. Ein weiteres Drittel leidet zwar unter Behinderungen, bleibt aber selbstständig. “Nur” einem Drittel der Patienten bringt die Multiple Sklerose schwere Behinderungen oder im Extremfall sogar den Tod.
Wie die Prognose bei Multipler Sklerose im Einzelfall aussieht, lässt sich nicht vorhersagen. Inzwischen kennt man aber einige Anhaltspunkte, die für einen eher günstigen oder ungünstigen Krankheitsverlauf sprechen:
Anhaltspunkte für |
|
eher günstigen Verlauf |
eher ungünstigen Verlauf |
Beginn mit nur einem Symptom |
Beginn mit mehreren Symptomen |
nur sensible Symptome (wie Gefühlsstörungen) |
früh motorische und zerebelläre (das Kleinhirn betreffende) Symptome (wie Gangstörungen) |
Schübe dauern nur kurz |
Schübe dauern lang |
gute Rückbildung der Schübe |
schlechte Rückbildung der Schübe |
Gehfähigkeit erhalten |
früh zahlreiche Läsionen im MRT |
Erkrankungsbeginn < 35. Lebensjahr |
früh krankhafte SEP* und MEP** |
* SEP = somatosensibel evozierte Potenziale (Prüfung der Nervenbahnen, die das Fühlen vermitteln, z.B. Berührungsreize)
** MEP = motorisch/magnetisch evozierte Potenziale (Prüfung der Nervenbahnen, die Muskelbewegungen vermitteln)
Sicher ist: Der Krankheitsverlauf lässt sich positiv beeinflussen, wenn der Patient eine fachgerechte und konsequente Behandlung sowie die Unterstützung durch sein soziales Umfeld bekommt. Genauso wichtig ist die Mitarbeit des Patienten bei verschiedenen Therapien wie Physiotherapie. Dabei ist aber Augenmaß gefragt: Wenn Multiple Sklerose-Kranke zu ehrgeizig sind und ” zu viel” wollen, verschleißen ihre begrenzte Kräfte, und die Energiereserven werden vorzeitig ausgeschöpft.
Multiple Sklerose: Verlauf
Mediziner unterscheiden bei Multipler Sklerose verschiedene Verlaufsformen. Bei den meisten Patienten beginnt die Erkrankung mit einem schubförmigen Verlauf: Es kommt zeitweise zu Krankheitsschüben, in denen bereits bekannte oder neue Symptome auftreten. Oft bilden sich diese hinterher ganz oder teilweise zurück. Manchmal bleiben sie aber auch bestehen.
Aus der schubförmigen MS kann sich mit der Zeit eine sekundär-progrediente MS entwickeln: Die Schübe bleiben allmählich aus, und die Symptome nehmen nun kontinuierlich zu.
Bei einem kleinen Teil der Patienten verläuft die Multiple Sklerose chronisch-fortschreitend (primär-progredient): Der Krankheitszustand verschlechtert sich von Anfang an langsam und kontinuierlich.
Mehr zu den verschiedenen Verlaufsformen von MS und der jeweiligen Lebenserwartung lesen Sie im Beitrag Multiple Sklerose – Verlauf.
Verdere informatie
Selbsthilfegruppe:
Deutsche Multiple Sklerose Gesellschaft
www.dmsg-bayern.de/wir-helfen/selbsthilfe-gruppen/
Buchempfehlung:
Julia Hubinger: Alles wie immer, nichts wie sonst: Mein fast normales Leben mit multipler Sklerose, Eden Books, 2017