Veel mensen lijden aan hartritmestoornissen. Er zijn veel oorzaken voor de verstoorde hartslag. Vooral de oorzaak van hart- en vaatziekten. Lees hier alles over mogelijke oorzaken van aritmie.
Hartritmestoornissen: oorzaken van ventriculaire fibrillatie
Hartritmestoornissen komen voor in het zogenaamde atrium of in de ventrikel. Hoewel hartritmestoornissen erg gevaarlijk zijn, kan men redelijk goed leven met atriale aritmie.
Aritmie van de kamer treedt op wanneer spierweefsel van het hart “stijf” weefsel ontmoet. Stijf weefsel kan bindweefsel of littekenweefsel zijn. Op het raakvlak van spieren en bindweefsel kunnen elektrische signalen verkeerd worden gericht. Dit resulteert in extra hartslagen die het hart uit de maat brengen.
Als het hart te weinig zuurstof krijgt, kan spierweefsel afsterven. Het vormt star littekenweefsel. Daarom komen hartritmestoornissen heel vaak voor bij coronaire hartziekten of na een hartaanval. Bij ventriculaire fibrillatie, de gevaarlijkste van alle aritmieën, kloppen de hartkamers zo snel en ineffectief dat het bloed niet langer in de systemische circulatie kan worden gepompt. Ventriculaire fibrillatie kan vaak optreden na een hartaanval.
Hartritmestoornissen: oorzaken zijn vaak stimulerende middelen
Cafeïne, alcohol, nicotine en medicijnen kunnen hartritmestoornissen veroorzaken. Omdat ze het centrale zenuwstelsel stimuleren, stimuleert het ook het hart om sneller te kloppen. Vaak worden hartritmestoornissen veroorzaakt door stress. Soms verschijnen ze alleen tijdens de slaap, bijvoorbeeld bij het slaapapneu-syndroom. Obesitas speelt ook een belangrijke rol bij de ontwikkeling van hartritmestoornissen.
Een van de oorzaken van hartritmestoornissen is een overactieve schildklier. De schildklierhormonen hebben een aanzienlijke invloed op de bloeddruk en hartslag. In een hogere concentratie veroorzaken ze rusteloosheid, spiertrillingen en hartritmestoornissen.
Bloedzouten hebben invloed op het hartritme
Het hartritme is ook afhankelijk van de concentratie minerale zouten (elektrolyten) in het bloed, omdat de elektrische signalen worden doorgegeven door zogenaamde elektrolytverschuivingen. De elektrolyten omvatten natrium, kalium, chloride, calcium en fosfaat. Vooral veranderingen in de kaliumconcentratie in het bloed veroorzaken snel hartritmestoornissen.
Ook is een te lage pH van het bloed soms verantwoordelijk voor hartritmestoornissen. Oorzaak is ook een verschuiving in bloedelektrolyten. Bovendien kunnen aandoeningen van de bloedsuikerspiegel, bijvoorbeeld bij diabetes mellitus, hartritmestoornissen veroorzaken.
Sommige medicijnen bevorderen aritmieën
Een verscheidenheid aan medicijnen kan hartritmestoornissen bevorderen. Deze omvatten medicijnen voor astma, tegen hypothyreoïdie, antidepressiva of medicijnen voor hartritmestoornissen zelf.
Bij een longembolie verstopt een bloedstolsel een of meer longvaten. Hierdoor moet het hart pompen tegen een verhoogde weerstand, het is zwaar belast. Een gestresst hart is gevoeliger voor aritmie. Oorzaken zoals longembolie komen daarom veel voor.
Soms ontstaan hartritmestoornissen na myocarditis. Bij zuigelingen kunnen hartritmestoornissen ook te wijten zijn aan onvolwassenheid of verstopte luchtwegen. Ten slotte zijn elektrische ongevallen een van de oorzaken van hartritmestoornissen.
Veel hartritmestoornissen hebben ook een genetische component. Hoe sterk het is, is echter nog niet zeker. Sommigen lijden aan hartritmestoornissen zonder dat de oorzaak herkenbaar is.
Hartritmestoornissen: vermijd oorzaken
Men kan het optreden van hartritmestoornissen voorkomen door de oorzakelijke ziekten te voorkomen of te behandelen. Degenen die goed eten, bewegen en stimulerende middelen vermijden, reguleren meestal hun gewicht en bloedsuikerbalans en voorkomen hart- en vaatziekten.
Niet altijd opgemerkt Hartritmestoornissen. oorzaken zoals hyperthyreoïdie of veranderde kaliumspiegels zijn goed te behandelen. Als tachycardie of “hartstruikelen” vaak worden gevoeld, moet niet alleen de hartfunctie worden gecontroleerd, maar ook de bloedspiegels voor zouten, suikers en schildklierhormonen.