Depersonalisatie is een mentale noodtoestand. Mensen die er last van hebben, zien hun leven van buitenaf, zoals een film. Het eigen lichaam, hun gevoelens, maar ook andere mensen en objecten zijn hen vreemd. De oorsprong van de scheiding van zichzelf en de omgeving ligt vaak in eerdere traumatische ervaringen. Lees hier alle belangrijke informatie over depersonalisatie en derealisatie.
Depersonalisatie: beschrijving
Depersonalisatie beschrijft een vervreemding van de eigen persoon. Getroffen personen hebben een verstoorde zelfperceptie en voelen zich afgescheiden van hun ego. In een derealisatie daarentegen voelen de getroffenen dat hun omgeving niet echt is. Depersonalisatie en derealisatie komen vaak samen voor en worden daarom aangeduid als depersonalisatie en derealisatie syndroom of samengevat met de term depersonalisatie.
Bijna elke persoon in het leven ervaart dergelijke symptomen in een zwakke vorm en voor een beperkte tijd. Depersonalisatiestoornis betekent echter dat patiënten gedurende een lange periode of herhaaldelijk aan afleveringen lijden.
Depersonalisatie is een aandoening die tot nu toe slecht is onderzocht. In veel gevallen wordt het over het hoofd gezien. Soms verbergt ze zich achter een andere psychische stoornis, soms durven die niet naar de dokter te gaan met deze symptomen, omdat ze bang zijn dat dit hen niet serieus neemt of denkt dat ze gek zijn.
Depersonalisatie: wie heeft er last van?
Naar schatting is ongeveer een tot drie procent van de bevolking getroffen door een depersonalisatiestoornis. Heel vaak verschijnt het als een symptoom van andere psychische stoornissen. Deze omvatten depressie, fobische stoornissen, obsessief-compulsieve stoornis en borderline-stoornis. Als een onafhankelijke aandoening wordt het vaak gediagnosticeerd in de adolescentie. In hun studie van studenten in Rijnland-Palts kwamen onderzoekers van de Universiteit van Mainz Clinic tot de conclusie dat 12 procent van de studenten symptomen van depersonalisatie ervaren. Depersonalisatie syndroom komt ongeveer even vaak voor bij mannen als bij vrouwen.
Depersonalisatie: symptomen
Depersonalisatie en derealisatie kunnen in verschillende ernstniveaus voorkomen. Een milde vorm van depersonalisatie kan ook worden waargenomen in het dagelijks leven wanneer mensen onder extreme stress staan of na alcoholmisbruik. De veranderde perceptie van vermoeidheid is echter van korte duur en hoeft niet te worden aangepakt.
Verminderde pijnperceptie
Levensbedreigende situaties die het lichaam onder zware stress brengen, kunnen langdurig depersonalisatie-symptomen veroorzaken. In psychologisch stressvolle of pijnlijke situaties vermindert depersonalisatie de pijnperceptie. Het is dus een beschermend mechanisme van de psyche tegen sterk onaangename gewaarwordingen.
Vervreemding en onwerkelijke realiteit
Als de symptomen meerdere jaren aanhouden of steeds opnieuw voorkomen, is het een psychische stoornis. De belangrijkste kenmerken van depersonalisatie zijn het gevoel van vervreemding, gerelateerd aan de eigen persoon en de waargenomen onwerkelijkheid van de werkelijkheid. De getroffenen weten niet meer wie ze zijn. Sommigen herkennen zichzelf niet in de spiegel. Je lichaam is ervan onthecht. Deze toestand wordt ook beschreven als een gevoel van levenloosheid. Wanneer mensen zich innerlijk verdeeld voelen in een deel dat handelt en iemand die toekijkt, praten experts over een buitenlichamelijke ervaring.
Vaak getroffen mensen nemen niet alleen zichzelf waar, maar ook hun omgeving veranderde. Deze perceptie is zo onwerkelijk dat mensen het moeilijk vinden het onder woorden te brengen. Vaak beschrijven ze hun visie als wazig of als in een droom. Mensen kunnen levenloos lijken, objecten kunnen groter of kleiner worden waargenomen en geluiden kunnen vervormd worden gehoord.
Geautomatiseerde acties
In activiteiten voelen ze zich niet als een leidinggevende. Hun acties zijn waar, maar het is alsof ze naast elkaar staan en naar elkaar kijken. Omdat de getroffenen geen innerlijke relatie hebben met hun acties, voelen ze zich vreemd en geautomatiseerd.
Emotionele leegte
Depersonalisatie gaat vaak gepaard met een gevoel van innerlijke leegte. Personen die getroffen zijn door emotionele gebeurtenissen reageren niet. Ze tonen noch vreugde, verdriet noch woede. Ze zijn daarom vaak koel en afwezig. Deze symptomen lijken erg op die van een depressieve bui en zijn niet gemakkelijk te onderscheiden. Depersonalisatie kan ook verschijnen als een symptoom van depressie. Omgekeerd kan depressie ook optreden als gevolg van symptomen van depersonalisatie.
geheugenproblemen
Personen die traumatische ervaringen hebben gehad, onthouden deze ervaringen vaak niet meer of slechts gedeeltelijk. Depersonalisatie dient dan als een schild en laat geen negatieve herinneringen het bewustzijn binnenkomen. Stress veroorzaakt snel geheugenproblemen. Gebeurtenissen kunnen vaak niet worden getimed door getroffenen, omdat hun perceptie van tijd verstoord is.
naar de realiteit
In tegenstelling tot mensen met psychose, weten mensen met het depersonalisatie-syndroom dat hun veranderde perceptie te wijten is aan hun aandoening. Mensen met psychotische toestanden daarentegen zijn ervan overtuigd dat hun kijk op de wereld reëel is. Ze geloven bijvoorbeeld dat andere mensen hun gedachten en gevoelens kunnen manipuleren. Personen met symptomen van depersonalisatie erkennen dat niet de wereld is veranderd, maar dat er iets mis is met hun perceptie. Deze kennis vergroot het lijden en maakt de getroffenen bang.
Nadenken en angsten
De angst om gek te worden is een veel voorkomend gevolg van depersonalisatie en derealisatie. Symptomen van onthechting van zichzelf en het milieu maken mensen diep onrustig. Evenzo worden angst, dwang en depressie vaak geassocieerd met depersonalisatie. Velen spreken uit angst niet serieus genomen te worden, niet over hun problemen.
Depersonalisatie: oorzaken en risicofactoren
De opkomst van depersonalisatie en derealisatie leidt experts terug naar de interactie van verschillende factoren. Er wordt gedacht dat de aanleg invloed heeft op het al dan niet optreden van de psychische stoornis. Tot nu toe is er geen bewijs voor een erfelijke component.
Experts geloven dat mensen met verhoogde angst gevoeliger zijn voor depersonalisatie en derealisatie. Oorzaken zijn, zoals bij veel psychische stoornissen, vaak te vinden in de kindertijd en adolescentie. Stress en traumatische ervaringen zijn de meest voorkomende triggers van depersonalisatie.
Directe triggers van depersonalisatie
Als een concrete trigger voor depersonalisatie speelt stress een centrale rol. In het bijzonder kunnen traumatische ervaringen depersonalisatie veroorzaken. Ernstige ziekten, ongevallen of zelfs professionele en gewelddadige interpersoonlijke crises kunnen het begin zijn van depersonalisatie. In ondraaglijke situaties kan het gebeuren dat mensen innerlijk van zichzelf en de gebeurtenis af stappen. Experts zijn van mening dat deze reactie een beschermend mechanisme is wanneer andere copingstrategieën onvoldoende zijn. De getroffen zijn dan alleen fysiek aanwezig, maar in hun gedachten zijn ze niet aanwezig. Depersonalisatie wordt vaak beschreven als rust na de storm. Alleen wanneer de stress afneemt, verschijnen de symptomen van depersonalisatie.
Vroege verwaarlozing
Onderzoekers hebben geconstateerd dat vooral emotionele verwaarlozing in de kindertijd depersonalisatie bevordert. Deze patiënten hebben te weinig aandacht van hun ouders gekregen, zijn vernederd of niet waargenomen. Het gebrek aan steun van de sociale omgeving kan leiden tot ongunstige coping-strategieën. Zo kunnen zelfs in de kindertijd eerste symptomen van vervreemding van zichzelf en het milieu optreden. De ernst van depersonalisatie hangt af van de intensiteit en duur van negatieve ervaringen.
Risicofactor levensstijl
Mensen die hun lichamelijke en geestelijke gezondheid verwaarlozen, kunnen symptomen van depersonalisatie ervaren. Bovendien kan depersonalisatie het gevolg zijn van illegaal drugsgebruik of alcoholvergiftiging. Onvoldoende slaap en gebrek aan vocht kunnen ook symptomen van depersonalisatie veroorzaken of bestaande symptomen vergroten.
Depersonalisatie: onderzoeken en diagnose
Als eerste contact kunt u contact opnemen met uw huisarts. Hij zal een lichamelijk onderzoek uitvoeren bij vermoeden van Depersonalisationssyndrom. Omdat de depersonalisatie ook kan optreden als gevolg van lichamelijke aandoeningen, zoals epilepsie of migraine. De arts moet ook uitsluiten dat de symptomen optreden als bijwerking van medicijnen of als gevolg van ontwenning. Zelfs drugs kunnen gevoelens van vervreemding veroorzaken. Voor de exacte diagnose en de behandeling wordt de huisarts overgedragen aan specialisten.
Om depersonalisatie te diagnosticeren, voert een psychiater of psychotherapeut een gedetailleerd gesprek met de patiënt. Met behulp van klinische vragenlijsten kan de arts of therapeut bepalen of het inderdaad een depersonalisatie is of dat er andere psychische stoornissen zijn.
De volgende vragen kunnen de arts of therapeut vragen om Depersonalisationsstörung te diagnosticeren:
- Heb je soms het gevoel dat je een vreemde bent voor jezelf?
- Heb je soms de indruk van buitenaf naar jezelf te kijken?
- Lijkt je omgeving soms onwerkelijk?
- Heb je soms het gevoel dat andere mensen of objecten niet echt zijn?
Volgens de internationale classificatie van psychische stoornissen (ICD-10), moet ten minste ofwel depersonalisatie of derealisatie aanwezig zijn voor de diagnose van depersonalisatie en derealisatie syndroom:
- Depersonalisatie syndroom: de getroffenen voelen hun gevoelens en ervaringen als vreemd voor hen, om te worden onthecht, verwijderd, verloren of bij iemand anders te horen. Ze klagen ook over het gevoel “hier niet te zijn”.
- of dat
- Derealisatiesyndroom: de getroffenen ervaren hun omgeving, objecten of andere mensen als onwerkelijk, afstandelijk, kunstmatig, kleurloos of levenloos.
Bovendien moeten de getroffenen zich ervan bewust zijn dat de veranderde perceptie niet van buitenaf wordt gegenereerd, maar voortkomt uit hun gedachten.
Depersonalisatie: behandeling
Het onderzoek naar depersonalisatie en derealisatie staat nog in de kinderschoenen. Er is een gebrek aan studies naar de effectiviteit van therapieën en medicijnen. Geneesmiddelen zijn daarom nog niet goedgekeurd voor de therapie van depersonalisatie. Genezing in de zin van totale vrijheid van symptomen komt het meest voor bij zwakke depersonalisatie. In ernstige gevallen is het doel om de symptomen te verlichten of de fasen in te korten waarin depersonalisatie optreedt. De voorkeursmethode voor behandeling is psychotherapie.
Angsten verminderen
Aan het begin van de therapie legt de therapeut de patiënt gedetailleerd uit over de psychische stoornis (psycho-educatie). De patiënt ervaart dat zijn lijden serieus wordt genomen en zijn vervormde perceptie is geen teken van “waanzin” maar onderdeel van een ziekte. De patiënt leert negatieve en catastroferende gedachten in vraag te stellen en te vervangen door realistische beoordelingen. Een belangrijk doel van de therapie is om angsten te verminderen en zo de persoon psychologisch te verlichten.
Stressmanagement en coping-strategieën
Een andere bouwsteen in therapie is omgaan met stress. Bij veel patiënten leidt stress tot symptomen van depersonalisatie. Ze verplaatsen zich uit hun lichaam en gaan weg van hun omgeving en problemen. Dit proces verloopt na enige tijd automatisch. Met behulp van een dagboek moet de patiënt opmerken welke situaties de symptomen van depersonalisatie veroorzaken. Dit overzicht helpt de patiënt om patronen en processen van de ziekte beter te herkennen.
Samen met de therapeut werken patiënten verschillende strategieën uit om met moeilijke situaties om te gaan. De getroffen persoon moet leren angstaanjagende situaties te vermijden. Als de persoon vertrouwen heeft in andere copingstrategieën, hoeft hij niet langer afstand te nemen van zichzelf of de situatie. Een verandering in levensstijl kan bijdragen aan herstel. Onvoldoende slaap, voeding en gebrek aan hydratatie verhogen de symptomen.
Als symptomen van vervreemding optreden, kan het bijten in een chilipod of hard klappen helpen om terug te keren naar de realiteit. Een handige methode kan ook afleiding zijn. Gesprekken of sportactiviteiten moeten de gedachten werkelijkheid maken. Afleiding voorkomt ook dat angst opzwaait. Via deze en andere strategieën leren patiënten de depersonalisatie-symptomen te beheersen.
Ontspanningsoefeningen worden niet aanbevolen voor depersonalisatie omdat te veel rust de symptomen kan veroorzaken. Rustgevende activiteiten, zoals wandelingen, zijn meer geschikt voor recreatie.
Omgaan met de oorzaken
In veel gevallen zijn traumatische ervaringen de oorzaak van depersonalisatie. Om trauma te behandelen, had de patiënt eerst moeten leren omgaan met de symptomen. Het is ook belangrijk dat de getroffen persoon zijn emoties kan waarnemen, uitdrukken en beheersen. Pas na de stabilisatiefase kan een conflict met traumatische oorzaken plaatsvinden.
Depersonalisatie: ziekteverloop en prognose
De eerste Depersonalisatiesymptome verschijnen meestal in de jeugd of zelfs in de kindertijd. Het begin in de late volwassenheid is zeer zeldzaam en versterkt het vermoeden van een organische oorzaak. Depersonalisatie kan zowel chronisch als in afleveringen voorkomen. Het verloop hangt enerzijds af wanneer de depersonalisatie is begonnen en anderzijds of het adequaat wordt behandeld. Hoe eerder de psychische stoornis optreedt, hoe slechter de prognose. Geen enkele behandeling vereist een milde vorm van depersonalisatie en derealisatie. Genezing vindt in dit geval na korte tijd vanzelf plaats.
Als de symptomen ernstig zijn, lijden patiënten meestal langdurig aan symptomen van depersonalisatie en derealisatie. Maar met behulp van psychotherapie kunnen ze leren de symptomen beter te beheersen. Bovendien kunnen patiënten het verloop gunstig beïnvloeden door stress te verminderen. Onder psychologische stress verergeren de symptomen echter depersonalisatie nog niet.